Als na een donkergrijze winterdag met aanhoudende regen de volgende middag droog en zonnig is, is dat een onweerstaanbare uitnodiging om even een korte wandeling te maken. Mezelf en het huis wat uitluchten. Maar eerst nog alles klaarleggen om bij thuiskomst meteen de kachel kunnen aan te maken.
Van buiten de woonkern zie je dat het dorp veel van zijn oude structuur behouden heeft. Woningen rond de kerk, daar rond velden en weiden, en dan nog wat struwelen en bos. Alleen gaat nu iedereen dagelijks kilometers ver weg werken, en mixen de enkele resterende boeren uit de buurt de veldweggetjes en landbouwgrond met veel te zware machines tot zompige pap.

Ik geloof mijn ogen niet. De ruimte die ze hebben is ongeveer 100 x 80cm. De bovenkant is open. Slechts een halve meter hoog. En daarachter ligt een achtertuin met groen gras. Amper omheind. En aan de overzijde van het wandelpad een weide, bos, en… vrijheid.
En toch blijven ze in hun hok.

Ik weet wel zeker dat als ik achter mijn huis een (wild) konijn zou vangen, dat nog geen seconde in zo’n hok zou blijven. En als de omheining dubbel zo hoog was zou het hooguit een paar minuten duren om weer het hazenpad te kiezen.

Als er vroeger in mijn dorp van iemand gezegd werd dat hij knijn was, betekende dat ofwel bitsig, ofwel (een beetje) gaga.
Het smalle en stukgereden wandelpad tussen twee prikkeldraadomheiningen laat me door modder en plassen waden. Waardoor ik de zekerheid krijg dat mijn wandelschoenen toch nog waterdicht zijn.
Langs een weide ligt een mesthoop te dampen alsof ie in brand staat. En ben ik blij dat ik even het hazenpad koos.
Laat me dan maar liever een haas zijn. Bang als het moet. Niet tam, niet gedomesticeerd.
Maar wel vrij.