Categorie archieven: Tuin

Hellingen beplanting tegen erosie

Adviezen van tuincentra en -architecten prijzen hiervoor enkel een verkoopbaar plantengamma aan, zonder motivering. Gelukkig hebben enkele (vooral Nederlandse) overheidsdiensten wel wat ervaring, studies en jaren projectopvolging (1980 en 1990) m.b.t. dijken en dammen. Daar valt wel wat uit te leren.

Essentieel is dat je de grond begroeid moet laten (of maken). Behoud zoveel mogelijk van de natuurlijke vegetatie als die er al is. Werk met streekeigen planten die op de ondergrond gedijen. Welke dat zijn zie je als je in de omgeving rondfietst, en let op diverse taluds van dijken, graften en holle wegen. Als ik om me heen kijk naar spontane begroeiing lijkt me dat vlier het hier uitstekend doet, hoewel hij niet diep wortelt. Maar moet dat?

Wat is beter tegen taluderosie? Diep- of breedwortelende planten? Dat is geen of, maar een én-verhaal. Diversiteit geeft stabiliteit. We kiezen voor vegetatie met een dicht, sterke en goed vertakt wortelnet met -voor de humusvorming bladverliezende- meerjarigen (die behouden hun wortelgestel).

Wie omgewaaide bomen bekijkt kan vaststellen dat de wortelkluit zich hoofdzakelijk situeert in de voedselrijke, levende bovenste schijf van 30 cm. Alle boomwortels zijn genetisch in staat om vele meters (+10m) diep in de grond te groeien, maar waarom zou je onnodig veel moeite doen? De (boom)soort is minder bepalend voor de worteldiepte dan wel de grondwaterspiegel, de doordringbaarheid, het aanbod aan voedingsstoffen, zuurstof (liefst +15%) en lucht.

De boom met de diepste wortels is een vijgenboom in de Echo Caves bij Ohrigstad in Zuid-Afrika. Hij wortelt tot 400 diep.

Van druiven weet ik dat ze geteeld worden op hellingen, en zeer kunnen diep wortelen. Ook plataan gaat graag diep, in tegenstelling tot  berk, els en beuk.

Kies voor het stabiliseren van een helling voor een gelaagde vegetatie met op de bodem pollen- en  zodenvormende grassen en bodembedekkers die via stolonen en uitlopers vertakken. Alle struiken en kruidachtigen zijn geschikt in de tussenlaag.  Voor de bomen in de toplaag kan je hakhoutbeheer toepassen (zonder in hetzelfde jaar alle bomen af te zagen).

Bij het aanplanten kan je rekening houden met vruchtopbrengst (bessen e.a.) en het nut voor bijen (met gespreide bloeitijden). Plant 1 struik/m²  in driehoekig of geschrankt patroon. Voor een haag kan je  4 planten per meter zetten. Maak eventueel een twijgenvlechtwerk tussen palen (of levende stekken), en/of terrassen.

Net als veel pioniersplanten ontwikkelt helm (helmgras, duingras Ammophila arenaria) lange wortelstokken die als ze licht zien een nieuwe spruit vormen en meters diep naar water zoeken. Het wordt gebruikt om zand vast te leggen als zeewering. Maar is dus alleen op zandgrond nuttig.

Bij de vaak aanbevolen taludbeplanting beperk ik me tot regionale of gangbare struiken: brem (Cytisus scoparius), dwergmispel (Cotoneaster), forsythia, hazelaar  (Corylus avellana), hondsrozen (Rosa canina), hulst  (Ilex aquifolium), kamperfoelie (Lonicera), klimop (hedera), kornoelje (Cornus mas), kruipende jeneverbes (Juniperus communis), kruipflox (Phlox stolonifera), liguster (Ligustrum), maagdenpalm (Vinca minor), meidoorn  (Crataegus), netels, gevlekte (en allicht ook alle andere), sering (Syringa vulgaris), sleedoorn  (Prunus spinosa), sneeuwbes (Symphoricarpos albus), spar (Picea), taxus (Taxaceae), winterjasmijn (Jasminum nudiflorum)

Vetiver (Chrysopogon zizanioides) is een overblijvende grassoort uit India die tot anderhalve meter hoog en breed wordt. Ze wordt om de 15cm geplant om de wortels te laten verstrengelen. Het wortelgestel gaat tot een diepte van twee tot vier meter. Dit maakt het gewas zeer geschikt als oeverversterking, grondfixatie voor drijvende eilanden, erosiestopper, veevoer en om water en voedingsstoffen uit de diepte naar boven halen.

Fysische en chemische grondeigenschappen die bepalend zijn voor de erosiebestendigheid : aggregaatstabiliteit, infiltratiecapaciteit, bulkdichtheid, grondstructuur, organisch materiaal, hellingsgraad, contourvormen en terrassen.

Een aggregaat is een opeenhoping, cluster of kluwen van aaneengekleefde gronddeeltjes die een kruimelstructuur vormen in de bovenste laag of bouwvoor, waarin de meeste wortelvorming en gewasverbouwing gebeurt. Tussen de vrij los van elkaar liggende aggregaten zitten poriën die lucht en water bevatten en doorlaten.

De ontwikkeling van aggregaten hangt af van organisch materiaal en kitstoffen van bodemorganismen als bacteriën die allerlei stoffen uitscheiden.

De aggregaat stabiliteit is het percentage aggregaten dat overblijft na onderwerping aan de natte zeefmethode of mini regenvalsimulator.

Bij verslemping (versmering  verdichting, dichtslaan van de bodem) scheiden de gronddeeltjes zich en verstoppen de poriën in de grond. Verslemping wordt weergegeven met een cijfer tussen 1 en 10 waarbij een waardering van 6 of hoger amper verslempt. De slempgevoeligheid is het grootst bij lutumpercentages van 8 – 17% (lichte klei).

Verdichting door zware machines kan tot een diepte van meer dan 60 cm onder het maaiveldniveau optreden. De dichtheid is de massa per eenheid van volume (kg/l of ton/m³). De vaste stof dichtheid is gewogen exclusief de poriën, de korreldichtheid is de korrel met de poriën erin, en de bulkdichtheid is het (monster)materiaal inclusief holle ruimtes tussen de korrels.

De bulkdichtheid is een indicatie voor het aantal poriën in de bodem en dus  ook voor de graad van verdichting. Die leidt tot afname van zuurstof en bodemleven, en slechte doorwortelbaarheid en ontwatering met toenemende schade aan bodem en planten en kans op wateroverlast. Bij zandgronden is sprake van bodemverdichting als de bulkdichtheid hoger is dan 1,6 gr/cm³. Bij kleigronden is de normwaarde > 1,75 – 0,0009*(% lutum) gr/cm³.

Humus verbetert de structuur doordat het de gronddeeltjes aan elkaar bindt (maar niet zo sterk dat er kluiten ontstaan), en doordat het vocht goed kan vasthouden. Bij voldoende organische stof in de bodem komt verslemping minder vaak voor.

Zuinig water vangen en recupereren voor de tuin

Droge zomer, droge tuin… Waar recupereren we nog wat extra water?

Uiteraard zorg je er voor dat je regenwater kan opvangen. Als het zelden of weinig regent loont het de moeite om tijdig (en tijdelijk) extra zeilen te spannen om de druppels te verzamelen.

Vooral via goten aan de daken, en via de afvoerbuizen kan je handig collecteren. Er bestaan in de handel en de doe-het-zelfzaken meerdere soorten kant en klaar ‘automaten’ om regen via de pijp af te vangen (soms ‘regendief’ genoemd). Je kan ook zelf een systeempje in elkaar knutselen. De overloop leid je naar 1 of meer tonnen. Volgende exemplaren staan dan telkens iets lager (in ‘cascade’), en worden automatisch via een overloop gevuld als de vorige vol is.

Je kan op de toevoer filters voorzien, bv eerst een bladvanger van kippengaas, (een bezinkputje of bakje) wat verder een zeef van vliegengaas (of glasgordijn), en eindigen met een nylonkous.

Zorg dat de tonnen hoog genoeg staan om aan de onderkant een kraantje te maken waar een gieter of emmer onder kan, of waaraan je een tuinslang (voor korte afstanden) vastmaakt. Maak de vaten leeg voor het gaat vriezen zodat ze niet barsten door het uitzettende ijs. Bij lichte vorst kan je dit opvangen door meegevende drijvers op het water te leggen (hout, een lege waterdichte doos,..)

Dek alle openingen af, zodat er geen muggen in kunnen. Anders worden het kweekpoelen. Weer zoveel mogelijk zon en licht, om algengroei te beperken.

Zeer handig voor de opslag van hemelwater zijn de pallet-grote IBC-tanks (Intermediate Bulk Containers, gepatenteerd in 1992). Als tenminste je leverancier betrouwbaar is inzake de (chemische samenstelling van de) inhoud. Ze worden gebruikt in de industrie voor opslag en transport van vloeistoffen en zijn makkelijk stapelbaar, herbruikbaar en verplaatsbaar (met vorkheftruck of transpallet).

Bij recentere woningen is regenwateropvang verplicht. Meestal wordt er dan een pomp voorzien om dit grijze water te gebruiken voor toilet, wasmachine ed.

Op hellingen kan je terrassen aanleggen. Je krijgt dan vlakke delen om gewassen op te telen, en het afstromende regenwater wordt hierdoor ook vertraagd en opgevangen. Ook contourploegen is een optie.

Als er soms hevige buien zijn loont het de moeite om op lagere punten een verzamelbekken of vijver te voorzien (en zoveel mogelijk waterdicht te maken natuurlijk).  Zorg errond voor schaduw, plant wilgen. Kweek eventueel eendenkroos.

Je kan uiteraard ook een put graven, boren of slaan. Of waar dat toegestaan is oppervlaktewater opvoeren (vijver, sloot, rivier…).

Water dat je kan recupereren:

  • Keuken: was en spoelwater (van zonder sproeistoffen geteelte producten). Kooknat eerst laten afkoelen.
  • Wasmachine: het waswater (met weinig bio-zeep) en het spoelwater
  • Poetsen, ramen zemen: idem, met spons of dweil kan je water terug opvangen of opnemen.
  • Badkamer: water met weinig biologische zeep is bruikbaar
  • Plas in een bokaal of fles(met grote opening) zodat je de urine kan verdunnen voor gebruik, of rechtstreeks in de tuin (maar niet steeds op dezelfde plekjes). Spaar veel water door een composttoilet te gebruiken.

Houd de bodem ook tussen de gewassen bedekt met mulch of begroeiing. Dat zorgt voor schaduw overdag, en voor dauw en condens ’s morgens. Het weinige water dat je hebt gebruik je natuurlijk erg zuinig, bv met een olla pot.

Bij erge en langdurige droogte kan je gaan nadenken over nevelvangers of dauwschermen zoals die in de Andes gebruikt worden, of over condenspotten (type Waterboxx).

Zaaien: wanneer, hoe diep, welke grond,…

Meestal zijn het beginners die jaarlijks steeds dezelfde vragen via sociale media stellen. Voor Dummies, in een notendop… Als je doorklikt op de links kom je bij andere notendopjes hierover.

Hoe diep?

Vuistregel: 2 tot 4 keer de dikte van het zaad. Een beetje meer of minder kan echt geen kwaad.

Lichte, zandige grond droogt gemakkelijk uit (en (zowel zaad als grond) waait weg, dus best wat dieper. Zware kleigrond kan ondoordringbaar worden, dus wat minder diep.

Je kan het zaaigeultje vullen en afdekken met een mengsel van humusrijke grond die beter vocht vasthoudt en aarde van ter plaatse. Half-half, of volgens beschikbaarheid.

Belangrijk: houdt het vochtig, anders gaat het zaadje (met eventueel worteltje en stengeltje) dood. Niet nat, want dan gaat het schimmelen.

Lichtkiemers (bv gras, aardbei, sla, tabak) mogen op de grond liggen. Een beetje bedekken of inharken vermijdt dat ze wegwaaien. Breedwerpig zaaien (voor gras en graan) wordt hier uitgelegd.

Zaadjes worden gezaaid, plantjes geplant (en aardappelen gepoot). (Het verschil? )

Zaden beschermen

Zaden zijn ook voedsel. Denk aan muesli of kippenvoer. O.a. ons brood maken we van gemalen graan. Slimme vogels teisteren soms een veldje, en pikken een deel van de zaaigeul leeg. Zaai diep genoeg, gebruik in de wind bewegende vogelverschrikkers en struikeldraden (zoals over een vijver, tegen reigers). Bodembedekking helpt. Tunneltjes van kippengaas ook.

Zelf teeltaarde maken

Verzamel herfstbladeren en laat ze vergaan. Dan heb je mooie, zwarte bladgrond.

Als je het mengt met ander natuurlijk materiaal dat mee vergaat spreken we over compost. Is ook prima.

Zaden voorweken

Zaden worden gedroogd bewaard, anders gaan ze schimmelen en rotten. Maar om tot leven te komen hebben ze vocht nodig.

Grote zaden (erwten, bonen, maïs, zonnebloem) laat ik 24 uur voorweken (door ze gewoon onder lauw water te zetten). De startvoorraad vocht die ze dan krijgen hoeven ze niet uit de grond te halen. Dat spaar hen veel tijd.

Voor kleine zaadjes vind ik het niet handig. De vochtige smurrie blijft dan aan je vingers kleven. Eventueel kan je ze tussen wat vochtig gehouden keukenrol laten weken, en de strookjes daarna in de zaaigeul leggen.

Wanneer zaaien?

Een moestuin begin je als de vorstperiode voorbij is. Dat is meestal in maart of april. Of na de ijsheiligen (11-14 mei). Daarna is de kans op koud voorjaarsweer en late nachtvorst minder, en lopen jonge plantjes minder risico op bevriezing. Een exacte datum is er dus niet. Die zou van jaar tot jaar verschillend kunnen zijn. De timing is ook afhankelijk van breedtegraad, ligging, helling, grond, klimaatverandering, zaadsoort, temperatuur (dag / nacht), aantal uren zonlicht.

Op zaadzakjes, zaaikalenders of moestuinkalenders vind je de geschikte periodes voor vroege en late soorten. Spreid het zaaien in de tijd: beter iedere week één krop sla, dan 35 kroppen in week 25.

Biologisch dynamisch landbouw houdt voor het geschikte zaaimoment ook rekening met de stand van hemellichamen.

Je kan vroeger zaaien achter glas in een schaaltje op de vensterbank, of in een kas of broeibak, en dan later afharden). Of gebruik maken van een fruitmuur, bedden e.a. tips om vroeger en later te zaaien en oogsten.

Verspenen of uitplanten

Wat je binnen hebt voorgezaaid staat allicht te dicht bij elkaar. Rekening houdend met afmetingen van de volwassen plant moet je dus gaan verspenen. Niet alle groenten verdragen dat. Wortelgewassen haten het. Prei heeft er geen probleem mee. Vooral de heel fijne, onzichtbare haarworteltjes breken en drogen snel uit. Mét grond, vanuit een potje verplanten lukt dus meestal veel beter.

Je kan zelf (smeerwortel)gier en groeihormoon maken om de groei te stimuleren.

Problemen

Doorschieten: plantjes worden (te) snel groot met een zwakke, dunne stengel. Ze groeiden dan te snel, te warm. Sla vb is een koudekiemer! Plofkippen zijn klaar in 6 i.p.v. 18 weken. Waarom zou je ploftomaten of plofgroenten willen? Geef ze de tijd die ze nodig hebben om op te komen en te ontwikkelen (vb aardappel: 65-90 dagen).

Verschrompelen: waarschijnlijk te droog, te heet.

Schimmel of rot: waarschijnlijk te nat, te weinig ventilatie en verluchting.

Graven of ploegen veroorzaakt een naakte aarde die makkelijk uitdroogt. In de biologische tuinbouw vermijden we dat o.a. door bodembedekkers, tussenteelten en mulchen.

Water geven

Geef geen koud water op warme grond en planten (in de kas), dat is een koude douche. Doe het op de grond, niet op de plant, en liefst ’s avonds.

Gebruik eventueel het doopselprincipe, of gebruik een olla.

Kosten

Om te tuinieren hoef je geen tuincentra leeg te kopen. De natuur heeft dat ook niet nodig.

Je hebt geen houten (of erger, kunststof) bak of kas nodig. Werk gewoon op en in de grond.

Je hebt geen steriel gemaakte ‘teeltaarde’ nodig. Wel grond waar leven in zit. Dus niet enkel zand.

Je hebt geen worteldoek of afdekplastiek nodig. Alle droog, organisch materiaal is geschikt als bodembedekkende mulch. (Als het tenminste niet besproeid werd.)

Je hebt geen kunstmest of gedroogde mestkorrels nodig. Alle opgestapeld, vochtig organisch materiaal (weer zonder gif) vergaat tot compost.

Alternatieven om zaden en planten aan te kopen zijn ruilen (Velt e.a.) en lenen (zadenbib), eventueel samen aankopen.

Meer info nodig? Gebruik de zoekfunctie op de website.

Begin klein, en ervaar wat je (aan)kan.