Om de schors te oogsten wordt tussen twee takken in de lengte richting over de stam een inkerving gemaakt. Dit gebeurt best in het late voorjaar, als de berken bloeien. (Afhankelijk van de regio, tot juli.) De buitenste, schilferige, witte schors wordt losgepeuterdvan de binnenste (groene of eerder bruine) laag. Dit floëem (de vaatbundels in de bast die voor transport van vocht en voedingsstoffen instaan) en xyleem heeft de boom nodig om te kunnen overleven. Je mag dus enkel de buitenste schors verwijderen. Het litteken zal nog vele jaren blijven.
De vellen bast moeten vlak en onder druk opgeslagen worden om omkrullen te voorkomen. Anders vervormen ze tot een strakke rol,opgedraaid in de tegenovergestelde richting van de natuurlijke curve.
Extra lange vellen worden voor het overkappen van de nok gebruikt.
De eerste laag wordt traditioneel geplaatst methet gras naar benden, zodat het dode gras de bast enigszins beschermt tegen zure humus en werkt als afvoer kanaaltje. Voor de tweede laag staat de begroeiing vanboven op de buitenkant. De totale dikte van ongeveer 15 cm is voldoende om de zode ook in een droge zomer te laten overleven.
Om de zoden ter plaatse te houden worden sterke balken langs de dakranden bevestigd met natuurlijk gevormde houten haken, bij voorkeur van duurzame jeneverbes. Die worden aan het onderliggende dakbeschot of de dragende dakbalken vastgemaakt met houten pennen en afgedekt met extra vellen berkenschors.
Sommige zodendaken krijgen een bloemenmengeling in het gras ingezaaid, of hebben zelfs een paar kleine bomen of struiken.
Door hun noodzakelijk stevige constructie zijn de daken ook begraasbaar. Voor geiten worden er daartoe laddertjes als opstap geplaatst. Zelfs een daktuintje kan.
Bij moderne grasmat dakconstructies wordt in plaats van berkenschors meestal bitumen dakbedekking in combinatie met plastic drainage membranengebruikt.