Hoog tijd om de dakgoot nog eens te verven. De voorkant, waar zon en regen heer en meester zijn, zag er nogal schurftig uit. En met mijn driedelige ladder kon ik er net wel aan. Dacht ik.
Dat was echter buiten een kleine verbouwing gerekend. Een erkerdakje dat er voor zorgde dat een gedeelte vanaf de begane grond niet meer bereikbaar was met de ladder.
Het leek me geen onoverkomelijk probleem. Links en rechts zo ver mogelijk reiken om te verven, en voor het resterende middendeel maar in de dakgoot klimmen. Vanuit de goot moest de voorkant ook wel te doen zijn.
Weersvooruitzicht: herfstig, maar droog, met kans op rukwinden. Het was niet koud. Mijn handschoenen waren niet bedoeld tegen de kou. Maar deels tegen verf, deels als bescherming om over de gootrand te klimmen, en deels tegen de vuilgrijze kleur die zo’n onbehandelde aluminiumen ladder altijd afgeeft.
Als ik ze vrij steil opstelde, was de ladder net lang genoeg. Tot de dakrand. Omdat het beneden nogal ongelijk is, moesten er aan een kant twee bakstenen onder de boom (zijkant van de ladder). En om boven te geraken moest ik ook nog tussen de takken van een kersenboom slalommen.
Mijn verfspullen gingen in een emmertje mee naar boven. Verf, een krabber, een oude T-shirt uit de lappenmand, schuurpapier en een klein blikje met de verfborstel. Met die onvoorspelbare stevige windstoten leek het me verstandig om een lijmklem te halen en daarmee de ladder bovenaan tegen de goot vast te klemmen. Ze zou kunnen omwaaien terwijl ik in de goot zat. Dat leek me geen leuk idee. (Ondertussen heb ik ongeveer alle tips om veilig met een ladder te werken lichtjes verkracht.)
De goot is een zinken bak. Hartstikke smal, omdat de oude pottelbergpannen tot in de bak rusten. Net in de holte van iedere pan was er ongeveer voldoende ruimte om één voet of knie te plaatsen. Naast elkaar lukt niet. Waardoor je dus een heel smal steunvlak hebt. Schrikken als er dan plots een wesp voor je landt. Er is geen plaats voor twee. Bruuske bewegingen kan je niet maken. Dus maar zachtjes wuiven tot ze bereid was andere oorden op te zoeken.
Het lukte wel. Af en toe voorzichtig over de rand kijken. En dan zo een beetje uit het geheugen schuren, schoonvegen en verven. Maar je moet al echt een eindje voorover hangen om te zien wat je doet. En met zo’n smal steunvlak, en alleen de gootrand als houvast, was het soms wel een duizelingwekkende ervaring. Dus rustig aan.
Yep! Daar gaat ze. Ik hoorde het meteen. Wind. De lijmklem die losschoot en de ladder die langs de bovenrand van de goot schuurde en twee meter voorbij de gevel, en twee meter lager, in de gouden regen terecht kwam. Buiten bereik. Nee, natuurlijk ook geen gsm op zak. Bij de buren en op straat was er niemand te zien. Maar de klus was nog niet geklaard, dus die kon ik in ieder geval nog wel verder afmaken. En dan maar wachten, tot er iemand langs kwam die de ladder terug kom komen rechtzetten. (Zonder me overbodig het dak op te wensen.)
Dat viel wel even tegen. Autoverkeer was er genoeg. Maar welke bestuurder kijkt er nu naar de bakgoot aan de huizen? Voetgangers of fietsers had ik de hele tijd nog niet gezien. Ook geen idee hoe laat het was. Na 17 uur zou het waarschijnlijk wel wat drukker worden, als iedereen van het werk naar huis reed. Maar wachten duurt lang. En ik had geen zin om als een idioot te gaan roepen en schreeuwen. Kon ik aan de goot gaan hangen, me naar de erker laten afvallen, naar de vensterbank grijpen om mijn val te vertragen,… ? Vond ik wat té riskant.
Een vislijn improviseren om de ladder op te vissen? Dat leek me een poging waard. Het T-shirt in repen van ca. 8 cm gescheurd en stevig aan elkaar geknoopt. Hengsel van het emmertje tot haak geplooid. Knie voor knie helemaal naar de andere kant van de goot gekropen. En dan maar vissen. De lijn uitgooien, en met de haak naar een sport vissen. Wat een sport! De wind wilde niet meteen meewerken, en blies de haak aan de reep stof naar alle kanten. Maar ik had tijd. En kreeg een toevalstreffer.
De vraag was of zowel de geïmproviseerde haak als het geïmproviseerde touw het gewicht van de ladder konden houden. Voorzichtig inhalen dus. Hand over hand. Het lukte! Opgelucht.
Nu is een ladder rechtzetten niet altijd gemakkelijk. Maar van boven uit, in een smalle goot, een driedelige (!) ladder proberen beneden op de grond stabiel te zetten tussen de struiken en de takken, dat is eigenlijk ondoenbaar. Dus de afdaling was op hoop van zegen. En na drie sporten schoof de ladder terug naar links weg. Gelukkig stond ze zo steil dat ik met mijn rechter (gehandschoende) hand bij de muur kon om te remmen. Even uitblazen, en wachten tot er even geen wind was. En dan snel-snel verder naar beneden, klaar om bij een volgende verschuiving in de gouden regen te springen. Zodra ik de bodem raakte en mijn gewicht van de ladder af was, schoof ze weer helemaal weg. Oef. Ik had weer vaste grond onder mijn voeten.
De foto’s heb ik ’s anderendaags gemaakt, toen ik voor de tweede verflaag naar boven moest. Met lijmklem. Dit keer niet om ladder en bakgoot samen te klemmen, maar om op de goot vast te zetten. En dan de ladder met een stevige draad daaraan vast.
Tijdens dit soort capriolen ervaar ik toch wel dat ik wat voorzichtiger en ouder wordt.
Misschien moet ik nog voorzichtiger worden om nog ouder te worden.