De storm die het staldak vernielde heeft voor een lading brandhout gezorgd. Meestal leg ik dat ergens droog weg, om er in de winter met een handzaag aan te beginnen. Prima fitness, en in tegenstelling tot de kettingzaag maakt het amper lawaai, verbruikt geen benzine en het stinkt niet. Ik ben er al maar aan begonnen, want er liggen nog zoveel gesneuvelde bomen te wachten dat het brandhout dit jaar in ruime mate gratis te verzamelen is.
Dat oude dak zat ook vol oude eik. Droog, en hard. Zelfs de delen die aangetast waren door houtworm en bruinrot waren nog oer-stevig. De zachtere buitenkant kon vermolmd of deels weggerot zijn, daaronder zit er kernhout waar een zaag respect voor krijgt.
Die keuze voor stevige eik kreeg destijds prioriteit boven het gebruik van mooie rechte balken. Redelijk geschikte stamdelen en takken werden enigszins recht gemaakt door extreme delen weg te zagen of weg te hakken.
En bij het timmeren werden de oneffenheden uitgevuld met bv stukken panlat. Tegenwoordig kiezen we vooral voor vorm, uitzicht, design. Minder voor praktisch en duurzaam. Aan de verbindingsgaten was duidelijk te zien dat veel balken al aan een tweede of derde constructieleven begonnen waren.
In eentje zaten nog twee heel zware gesmede nagels (Nl, lees: spijkers). Om ze door eik te rammen, moesten ze wel dik en sterk genoeg zijn. Eentje had een speciaal model, dat ik nog nooit eerder zag. De punt was in twee delen gespleten. En nadat hij door het hout geslagen was, waren de twee delen ieder in een andere richting omgeslagen. (Het principe van nieten en splitpennen.) Dat moet een inventieve smid geweest zijn.
Met de handzaag aan eik beginnen is een zware klus. Ik heb dus ook wat tijd gebruikt om mijn energiegebruik zo efficiënt mogelijk om te zetten in resultaten. En er ging eerst nogal wat energie verloren…
Als het zaagstuk mee schuift, trilt of wiebelt verlies je efficiëntie. Een vaste en zeer stabiele ondergrond waarop je het werkstuk klemvast houdt zorgt er voor dat iedere beweging enkel naar de zaagsnede gaat.
Bij de aanzet voor een snede houd je de hoek tussen het blad en het hout heel klein, zodat de tanden niet gaan springen op het harde hout. Je kan een (gehandschoende) duim of vinger gebruiken als zaaggeleider. Maar doe de eerste haal rustig, zodat een springende zaag niet in je hand bijt.
De beugel van mijn zaag was eigenlijk te klein. Mijn wijsvinger stootte vaak tegen de iets te scherpe rand. Een stukje tuinslang er over schuiven zorgde voor meer comfort. Ook dat helpt.
Het meest vervelende was dat de zaagsnede bij dikkere stukken telkens schuin wegkromde. Daardoor werd de wrijving op het blad zo hoog dat er niet meer te zagen viel. Pure energieverspilling dus. Het blad zo zwaar mogelijk aanspannen loste niets op. Het blad omkeren (voorkant/achterkant) ook niet. Het was nochtans een vrij nieuw blad. Bij nadere inspectie bleken de zijwaardse tanden niet symmetrisch gezet te zijn. Gelukkig heb ik nog een oude, roestige zettang.
Waarschijnlijk gebruikt niemand nog zo’n ding. Maar voor een rechte en vlotte zaagsnede is het onontbeerlijk dat alle tanden scherp zijn, geslepen zijn onder dezelfde hoek, en zijwaards geplooid staan onder dezelfde hoek. De tijd die je investeert in het trimmen, slijpen en zetten van de zaagtanden verdien je dubbel en dik terug bij het zagen.
Genoeg gezaagd. Nu zet ik mijn tanden. In een boterham.