In de buurt van Kyoto wordt nog steeds een bosbouwtechniek gebruikt die in de 14de eeuw in de Kitayama regio werd ontwikkeld om op de beperkte, beschikbare oppervlakte toch relatief veel bruikbaar timmerhout te produceren. Het is vergelijkbaar met onze historische techniek van het knotten om hakhout te voorzien: een boom wordt laag afgezaagd waardoor er opslag ontstaat die om de 7 tot 12 jaar kan geoogst worden. De moederstronk vormt een ‘stoof’ waarvan vele generaties kan geoogst worden. En je verzamelt ‘stammen’ zonder de ‘boom’ te kappen.
Daisugi wordt toegepast om zeer kwaliteitsvol en recht timmerhout te krijgen. Daarbij krijgen moederboom en scheuten een verzorging die wat lijkt op het kweken van bonsai. Een ceder, de Kitayama sugi (Cryptomeria japonica) wordt gekapt op 50 tot 60 cm boven het maaiveld.
Net zoals bij de bomen in onze aangeplante bossen, laat men veel scheuten dicht bij elkaar groeien. Hierdoor gaan de stammen sneller en vooral mooi recht omhoog. Alle stammen staan op dezelfde moederboom, en zijn dus uniform. Om de 3 tot 4 jaar worden de stammen waar nodig takvrij gemaakt. Hierdoor blijft het hout ook knoestvrij.
De basisboom kan honderden jaren meegaan, en er kan om de 20 tot 30 jaar van geoogst worden. Gezien de twijgen telkens van bij de start al kunnen rekenen op het steeds uitgebreider bestaande wortelgestel groeien we veel sneller dan nieuwe zaailingen of aanplant, en kan er van één moederboom dus veel meer massa geoogst worden. (Eén bron beweert dat de scheuten ook kunnen geplant worden. Ik vond nergens een bevestiging dat deze soort te stekken zou zijn.)
Een basisboom kan 200 tot 300 jaar oud worden en op een diameter tot 15 meter dan tot 100 scheuten dragen. Het hout van deze stammen is 140% meer flexibel, en 200% vaster en sterker dan bij vollegrond familieleden.
Deze rage nam af na de 16de eeuw, maar de techniek bleef in gebruik omdat het hout nog steeds gewild is voor ornamentale theehuizen in siertuinen, waar het vooral in de dakconstructie gebruikt en te zien is.
Op foto’s zie je de Japanse boomverzorgers (niwashi) en tuiniers letterlijk van kop tot teen in het blauw gekleed. Enkel hun gezicht is vrij. Dit is geen smurfenadoratie of jeansfanatisme. Ze gebruiken natuurlijk blauw geverfd katoen. De kleurstof in het textiel is afkomstig van een plant die van nature insectenwerend is en beestjes weghoudt zonder chemicaliën te gebruiken.
Voor afbeeldingen kopieer je maar eens daisugi in je browser, ik vind niet meteen rechtenvrije foto’s.