Hoe wordt ik schrijver? (04)

(deel 04)

Mochten er zich onder de volhardende lezers onverhoopt knappe verpleegsters bevinden (de intelligenten hebben al afgehaakt, dus deze kwaliteit zullen we niet als noodzakelijk vermelden), dan kan ik hen nu reeds met de hand op het hart vertellen dat ik me erg onwel voel. Als hun beroepseer hen er min of meer toe zou verplichten om hun hand ook op mijn hart te leggen, dan kunnen ze via mijn uitgever mijn adres te weten komen. Bij het idee alleen al, raakt zelfs mijn digitaal uurwerk opgewonden.

U begrijpt hieruit beste lezer (want ik neem aan dat ik dit nu wel in het enkelvoud mag schrijven), dat ik nooit een stormachtig en romantisch avontuur heb moeten door staan. (Ik vertrouw er stiekem op dat mijn vrouw me voldoende kent om nooit de onzin die ik schrijf, te gaan lezen. Moest dat toch het geval zijn, dan annuleer ik hierbij de bovenstaande paragraaf.)

Ik durf nochtans beweren dat ik ook voor dit soort liefdesavonturen goed mijn best heb gedaan. Smachtende ogen en verlangende blikken heb ik nooit als zodanig kunnen herkennen. Mogelijk had ik reeds op jeugdige leeftijd een bril nodig. Maar ik was ervan overtuigd dat dit de meisjes zou afschrikken. Voor alle duidelijkheid, en om misverstanden met eenzame en teleurgestelde verpleegkundigen te vermijden, wil ik de lezer er op wijzen dat schrijver dezes, van het mannelijk geslacht is. Geen gekheid dus. Anders had U mijn raad maar moeten opvolgen, en dit boek ogenblikkelijk moeten verder verkopen.

Ik heb vanaf mijn 15de uren voor de spiegel staan oefenen in het werpen van smachtende blikken. Met als enige resultaat dat ik tot groot ongenoegen van mijn huisgenoten de badkamer te lang bezet hield. Ik probeerde ‘met veerkrachtige passen’ te lopen, en of U het nu gelooft of niet, ik werd ervoor uitgelachen.

En als ik toevallig een hartendief tegenkwam, keek ik blozend naar de ander kant. Het ‘Dag schat, zullen we samen iets gaan drinken?’ kreeg ik dus al helemaal niet over mijn lippen. Ook al niet omdat ik meestal blut was.

Menige pronte deerne (ook dit is lyrisch!) is bij het zien van mijn verliefde blikken in een onbedaarlijke lachbui uitgebarsten.

Beste lezeres, als U uw hand op mijn hart komt leggen, en ik kijk blozend de andere kant op, weet dan dat ik diep in mijn hart smoorverliefd ben op U. Indien dat niet het geval is, laat ik U sowieso niet binnen. Idem-dito als mijn vrouw toevallig mocht thuis zijn. (In dat geval zal ik tweemaal knipogen,hetgeen dan betekent: ik ben TOCH smoorverliefd op U, maar mijn vrouw is nu net thuis. Zullen we om 20.00 uur aan de kerk afspreken? Eén maal terug knipogen betekent dan :’Ja’.)Ik heb hele avonden langs eenzame landwegen gelopen, maar nergens lag er een knappe, uitgeputte jonge vrouw die van haar paard gevallen was. Ik heb nooit een half-verdronken brunette in mijn armen mogen houden om ze terug op het droge te brengen. Ik ben in de discotheek nooit tegen een vlammende rosse opgebotst, die het dan nog net had afgemaakt, en die als enig kind ook nog juist haar vader en moeder had verloren en zich dan reddeloos in mijn armen stortte. Ik heb er nochtans mijn best voor gedaan,zeker voor wat dat botsen betreft. (‘Kijk waar ge loopt, stommerik!’ In plaats van, nu ja, iets fijngevoeligers!)


Opgediept uit de digitale kelders van historische
home- & personel computers uit een ver verleden:

Hoe wordt ik schrijver?” (deel xx)

Na het lezen van een 5-tal delen slaagt iemand er misschien in
het verhaal te ontdekken…
Wordt (waarschijnlijk) vervolgd…?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *