Categorie archieven: Natuur en milieu

De goudjakhals is op komst

De goudjakhals of gewone jakhals (Canis aureus, regionaal ook goudwolf of rietwolf genoemd), is een hondachtige (Canis) concurrent voor wolven en vossen; een soort slanke mini-wolf, met kortere poten en een formaat tussen deze collega’s.

Zijn leefgebied loopt over het Arabisch Schiereiland, Klein-Azië, het Indisch subcontinent en Sri Lanka, Bulgarije, Griekenland, Roemenië, Italië. Hij zwerft tot in Duitsland en Denemarken, en werd (2016-2020) al minstens 3 x op wildcamera’s betrapt in Nederland. En wordt verwacht in België. Hij verblijft in open gebieden, en langs dorpen en kleine steden, waar veel afval te vinden is.

De goudjakhals heeft een kop-romplengte van 65 tot 105 cm. Zijn altijd omlaag hangende staart meet 18 tot 27 centimeter, de schouderhoogte is ongeveer vijftig cm. Hij weegt 6 tot 15 kg, en de vrouwtjes zijn meestal kleiner dan mannetjes.

Zijn dichte vacht verschilt per regio, leeftijd en seizoen, maar is meestal zandkleurig tot rossig grijsgeel met een gouden glans en een zwarte staartpunt. De borst en buik zijn bleek, de poten en de achterkant van de oren zijn rossig of gelig. Hij heeft een spitsere snuit, en naar verhouding grotere oren dan die van de wolf.

De unieke pootafdruk is gemakkelijk te onderscheiden van vos, wolf of hond omdat de zooltjes van de twee voortenen aan de achterzijde met elkaar vergroeid zijn.

De goudjakhals is een allesetende opportunist. Hij jaagt op kleine zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën en insecten, maar hij eet ook afval, aas en planten.

Goudjakhals, foto Wikipedia

Zijn zelfgegraven hol ligt vaak op open vlakten. In de schemering en de nacht verlaat hij zijn hol om te gaan jagen. Dat doet hij meestal alleen, maar voor grotere prooien in groep. De goudjakhals kan blaffen, grommen en ook huilen.

Hij leeft in familieverband. De groep rond een alfa-paartje (dat levenslang samen blijft) kan 5 tot 30 exemplaren tellen. De goudjakhals is geslachtsrijp na circa anderhalf jaar. De paartijd valt in Europa in de lente. Na een draagtijd van 63 dagen worden twee tot vier (max. ) pups in de zomer geboren. De eerste twee maanden drinken ze alleen melk. Na ongeveer een half jaar staan de jongen op eigen poten en zwermen ze uit om een nieuwe roedel te stichten.

De dieren worden maximaal zestien jaar oud in gevangenschap. In het wild is dat gemiddeld maar de helft.

De dansende plant

De naam Telegraafplant verwijst naar oude communicatiepalen waarop bewegende seinarmen stonden. De dancing plant (Desmodium Gyrans) is een tropisch Azië struik waarvan bladeren snelle bewegingen kunnen maken.  Ook het Kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica) en de venusvliegenvanger (Dionaea muscipula) beheersen deze voor planten wat vreemde kunst.

De bladeren reageren op licht en trillingen in de lucht, waardoor het lijkt alsof de plant meebeweegt op de muziek, in een vlot tempo.

Ieder hoofdblad heeft een scharnier waar meer het kan draaien om meer zonlicht op te vangen. Maar het kost veel energie om de zware bladeren te verplaatsen. Om de beweging te optimaliseren, heeft elk groot blad aan de basis twee kleine blaadjes. Die bewegen constant in een elliptisch patroon, zoeken de intensiteit van het zonlicht en richten het grote blad naar het gebied met de meeste lichtopbrengst.

De snelle bewegingen zouden ook helpen om bladeters af ​​te schrikken, en of mogelijk vlinders te lokken. Praten doen ze nog niet (verstaanbaar), dus het blijft wel wat gokken. In ieder geval, deze plant heeft moves.

Zuinig water vangen en recupereren voor de tuin

Droge zomer, droge tuin… Waar recupereren we nog wat extra water?

Uiteraard zorg je er voor dat je regenwater kan opvangen. Als het zelden of weinig regent loont het de moeite om tijdig (en tijdelijk) extra zeilen te spannen om de druppels te verzamelen.

Vooral via goten aan de daken, en via de afvoerbuizen kan je handig collecteren. Er bestaan in de handel en de doe-het-zelfzaken meerdere soorten kant en klaar ‘automaten’ om regen via de pijp af te vangen (soms ‘regendief’ genoemd). Je kan ook zelf een systeempje in elkaar knutselen. De overloop leid je naar 1 of meer tonnen. Volgende exemplaren staan dan telkens iets lager (in ‘cascade’), en worden automatisch via een overloop gevuld als de vorige vol is.

Je kan op de toevoer filters voorzien, bv eerst een bladvanger van kippengaas, (een bezinkputje of bakje) wat verder een zeef van vliegengaas (of glasgordijn), en eindigen met een nylonkous.

Zorg dat de tonnen hoog genoeg staan om aan de onderkant een kraantje te maken waar een gieter of emmer onder kan, of waaraan je een tuinslang (voor korte afstanden) vastmaakt. Maak de vaten leeg voor het gaat vriezen zodat ze niet barsten door het uitzettende ijs. Bij lichte vorst kan je dit opvangen door meegevende drijvers op het water te leggen (hout, een lege waterdichte doos,..)

Dek alle openingen af, zodat er geen muggen in kunnen. Anders worden het kweekpoelen. Weer zoveel mogelijk zon en licht, om algengroei te beperken.

Zeer handig voor de opslag van hemelwater zijn de pallet-grote IBC-tanks (Intermediate Bulk Containers, gepatenteerd in 1992). Als tenminste je leverancier betrouwbaar is inzake de (chemische samenstelling van de) inhoud. Ze worden gebruikt in de industrie voor opslag en transport van vloeistoffen en zijn makkelijk stapelbaar, herbruikbaar en verplaatsbaar (met vorkheftruck of transpallet).

Bij recentere woningen is regenwateropvang verplicht. Meestal wordt er dan een pomp voorzien om dit grijze water te gebruiken voor toilet, wasmachine ed.

Op hellingen kan je terrassen aanleggen. Je krijgt dan vlakke delen om gewassen op te telen, en het afstromende regenwater wordt hierdoor ook vertraagd en opgevangen. Ook contourploegen is een optie.

Als er soms hevige buien zijn loont het de moeite om op lagere punten een verzamelbekken of vijver te voorzien (en zoveel mogelijk waterdicht te maken natuurlijk).  Zorg errond voor schaduw, plant wilgen. Kweek eventueel eendenkroos.

Je kan uiteraard ook een put graven, boren of slaan. Of waar dat toegestaan is oppervlaktewater opvoeren (vijver, sloot, rivier…).

Water dat je kan recupereren:

  • Keuken: was en spoelwater (van zonder sproeistoffen geteelte producten). Kooknat eerst laten afkoelen.
  • Wasmachine: het waswater (met weinig bio-zeep) en het spoelwater
  • Poetsen, ramen zemen: idem, met spons of dweil kan je water terug opvangen of opnemen.
  • Badkamer: water met weinig biologische zeep is bruikbaar
  • Plas in een bokaal of fles(met grote opening) zodat je de urine kan verdunnen voor gebruik, of rechtstreeks in de tuin (maar niet steeds op dezelfde plekjes). Spaar veel water door een composttoilet te gebruiken.

Houd de bodem ook tussen de gewassen bedekt met mulch of begroeiing. Dat zorgt voor schaduw overdag, en voor dauw en condens ’s morgens. Het weinige water dat je hebt gebruik je natuurlijk erg zuinig, bv met een olla pot.

Bij erge en langdurige droogte kan je gaan nadenken over nevelvangers of dauwschermen zoals die in de Andes gebruikt worden, of over condenspotten (type Waterboxx).